Philip Levy Jacoby


Uit de publicatie: "Wat 'n sieraad kan zijn"  (De Nederlands Israëlitische Gemeente Breda 1867-1933)

Het gemeenteraadslid Philip Levy Jacoby
Philip Levy Jacoby was erin geslaagd om een chaos te veroorzaken in de Bredase joodse gemeente. De gemeenschap was ernstig verdeeld en in twee delen uiteengevallen. N.a.v. de gebeurtenissen waarvoor het gedrag van Jacoby een belangrijke oorzaak geweest was, werd er een afzonderlijk kerkgenootschap opgericht, genaamd "Oheb Salem". Maar als spoedig werd duidelijk dat "Oheb Salem" zich niet lang zou kunnen handhaven.
Naast zijn pensioen als militair had Jacoby enige inkomsten door het uitoefenen van het beroep van praktizijn. Of hij hierin erg succesvol is geweest is niet bekend. Wel verschenen er regelmatig advertenties in de dagbladen waarin Jacoby als praktizijn  zijn diensten aanbood. Doch Philip Levy Jacoby had nog andere ambities. Hij wilde lid worden van de gemeenteraad van Breda. Na de herziening van de Kieswet in 1896 lag voor personen als Jacoby de weg open om een plaats te veroveren in het bestuur van de stad .
Hij presenteerde zich als vrijzinnig-democraat en wist een plaats te krijgen op de lijst van District III van de "Kiesvereniging Breda" voor het derde district. Maar nu kwam het aan op campagne voeren en de kiezers opzoeken. Aan de vooravond van de gemeenteraadsverkiezingen van het jaar 1901 werd het aspirant-raadslid Jacoby  regelmatig aangetroffen in de cafés en koffiehuizen van de volksbuurten. Daar werden de plannen uitgebroed. "Hij lult werkelijk goed, zeggen zij die hun naam op zijn kandidaatslijst hebben gezet" . Maar het vele praten maakte dorstig en voortdurend moest de keel worden gesmeerd. Dit had tot gevolg dat Jacoby al om half tien ’s avonds was uitgesproken en niet geheel meer vast ter been het koffiehuis verliet. Toen hij laverend over straat zich naar huis poogde te begeven werd hij in de Dieststraat aangeklampt door een agent van politie die hem naar de politiepost op de Nieuwe Haagdijk bracht. Aldaar aangekomen weigerde hij meer te zeggen dan uitsluitend zijn naam. Na enige tijd bleek hij toch niet zo dronken te zijn en ondanks zijn weerbarstig gedrag werd hij vrijgelaten en kon hij alsnog zijn weg naar huis vervolgen.

Lastercampagne
Hij was onaangenaam verrast toen de volgende dag in het dagblad "De Bredanaar" een verslag verscheen van zijn avonturen van de vorige avond. Hij beschouwde dit verslag als onderdeel van een lastercampagne die tegen hem werd gevoerd. Op donderdagavond 27 juni sprak Philip Levy Jacoby voor een volle zaal in Café Neuf . Naar aanleiding van de krantenartikelen meende hij te kunnen aantonen dat er "nu reeds gelasterd wordt in deze verkiezingscampagne en ik weet dat er nog meer gelasterd zal worden. Tot op dat tijdstip bestond de gemeenteraad uit katholieke en protestante leden. Trad een katholiek af dan stelden de protestanten geen kandidaat en omgekeerd. Ik begrijp niet wat godsdienst te maken heeft met de behartiging van gemeentebelangen. Daarom sta ik hier niet als jood maar als iemand die wil werken voor Breda en de Bredanaars. Men heeft het voor willen stellen als een grap dat Jacoby gekandideerd werd maar ik beschouw dat volstrekt niet als zodanig. Ik vat het zeer ernstig op en wil -als ik zou gekozen worden- de belangen der gemeente ernstig behartigen. Het moesten heeren zijn die in de raad zitting hadden, maar die wisten niets en konden niets weten van de armoede en de nooden van den minderen man".

Programma  
Jacoby heeft een groot aantal programmapunten die erop gericht zijn de positie van de arme mensen te verbeteren. Vooral de zorg voor de minderbedeelden, de gezondheidszorg en het onderwijs lijken zijn aandacht te hebben. Hij wil een aantal misstanden aan de kaak stellen waarover de gemeenteraad zich tot dan toe niet druk heeft gemaakt. Voorheen kwamen nagenoeg alle gemeenteraadsleden voort uit de kringen van juristen, fabrikanten of middenstanders, en waren katholiek of protestant. Jacoby was van eenvoudige afkomst en jood. Voor een groot publiek ontvouwde hij zijn visies en zijn plannen. Allereerst had hij kritiek op de plaatselijke Bank van Lening, die door de gemeente werd beheerd. Hier konden arme mensen kortstondig hun veelal schamele bezittingen belenen tegen een interest van twaalf procent. "Waarom kan er niet een gemeentefonds opgericht worden waar arme mensen met een klein voorschot worden geholpen" vroeg Jacoby.  Hij bekende zelf ook wel eens "in de noodzaak geweest te zijn iets te moeten belenen".
De gezondheidszorg en de volkshuisvesting zouden bij het toekomstige raadslid op veel belangstelling kunnen rekenen. "De gezondheidszorg moet een der voornaamste zorgen van een gemeentebestuur uitmaken. Wij hebben hier een keurmeester over het vleesch  en visch. Maar bij de arme mensen komt dat zoo weinig op tafel. Waarom geen keurmeester op andere voedingsmiddelen zoals voor melk en margarine?  De boter wordt gekeurd maar margarine niet en wat men de menschen dikwijls voor margarine in de handen duwt is niet te noemen.
De woningen in sloppen en stegen zijn voor een deel onbewoonbaar en menig raadslid zou er zijn hond niet in willen laten wonen. Liet men deze herstellen dan was er ook, vooral 's winters, veel minder werkloosheid. Behoorlijk licht kunnen deze mensen niet krijgen". Jacoby hield een pleidooi voor het invoeren van muntgasmeters in de woningen waardoor de walmende olielampen zouden kunnen verdwijnen. Ook bij het bespreken van andere onderwerpen op het gebied van de verbetering van woningen en de hygiëne kreeg hij veel applaus. Jacoby wist te vertellen: "Er zijn honderden of duizenden vrouwen in Breda, die nooit een bad kunnen nemen. Er zou een volksbad moeten zijn voor vrouwen. Ik kan er op wijzen, want ik geloof dat de raad nog onbekend is met veel wat verbeterd moet worden".

Onderwijs
Ook het onderwijs, van hoog tot laag, gaat Jacoby zeer ter harte. Hier en daar valt er volgens hem nog veel te verbeteren. Enerzijds is er het ontbreken van onderwijs en anderzijds als dit wel aanwezig is heeft dit een te eenzijdig karakter. Vooral de opvang van de allerjongsten is ondoelmatig. "De kinderen van ouders die er een kindermeisje op na kunnen houden mogen wandelen en spelen in het Valkenberg. Andere kinderen groeien langs de straat op voor galg en rad. Er moest hier zooals in de meeste plaatsen een speeltuin worden ingericht waar alle kinderen zich onder toezicht kunnen vermaken. Mijn kinderen zijn noodgedwongen op de bewaarschool bij de zusters, maar ik zou ze ook liever Fröbelonderwijs laten genieten. Ik wil hiermede volstrekt niets insinueeren  op de school van de zusters, in 't geheel niet, de kinderen worden er zeer liefderijk behandeld, maar in plaats van gebedjes te leeren had ik liever dat zij ook konden profiteeren van het nuttige en practische Fröbelonderwijs. Daarom wenschte ik hier een openbare Fröbelschool te hebben".
"Het onderwijs op de betalende scholen is beter dan op de kostelooze. In de eerste wordt bijvoorbeeld wel Fransch onderwezen, in de laatste niet. Ik heb gehoord, maar weet niet zeker of het waar is, dat op de kostelooze scholen de klassen grooter zijn dan op de betalende scholen. Als het zoo is moet het onderwijs er dus noodzakelijk minder zijn. De gemeente heeft het recht om arme schoolkinderen te voeden, maar zij doet het niet, hoe hoog het ook nodig is. Op de H.B.S. en gymnasium wordt alles onderwezen en kunnen jongelui van gegoede ouders studeeren voor wat zij willen maar voor de kinderen van de mindere man staan die scholen niet open".
Hij heeft ernstige kritiek op de gemeenteambtenaren, de sociale ongelijkheid en salariëring. De positie van de gemeentearbeiders verdiend verbeterd te worden. "Sommige ambtenaren genieten hooge salarissen maar zij die het zwaarste en vuilste werk moeten doen, bijvoorbeeld de arbeiders aan de gemeentereiniging hebben geen menschwaardig bestaan. Zij werken dertien uur per dag en krijgen daarvoor zeven gulden per week".
Het verkiezingsprogramma van Philip Levy Jacoby lijkt een grote sociale aanklacht tegen de heersende misstanden in Breda. En dit zal hem door de zittende gemeenteraad niet in dank worden afgenomen. Maar niets kan Jacoby weerhouden en hij belooft, indien hij gekozen wordt, pogingen te ondernemen om vele zaken te verbeteren: "Er zou voor mij, kwam ik in den raad, veel te keeren vallen. Ik beschouw dat niet als een eerepost, maar ik zou werken in het belang van alle gemeentenaren en den raad wijzen op wat niet goed is". Tot zover enige punten uit het programma van vrijzinnig-democraat Jacoby, kandidaat-gemeenteraadslid. Loze beloften heeft hij niet gedaan. Gedurende zijn zittingsperiode in de gemeenteraad heeft hij herhaaldelijk geprobeerd, meestal zonder veel succes, op genoemde problemen de aandacht te vestigen.

Verkiezingen
Met rasse schreden naderden de gemeenteraadsverkiezingen en op 9 juli 1901 was het uur der waarheid aangebroken. Zou Jacoby in zijn opzet slagen? Er waren in District III  totaal 954 kiezers en er werden door de verschillende kiesverenigingen vijf kandidaten gepresenteerd. De grote kiesverenigingen, waaronder de katholieke Kieskring "Recht en Orde" , hadden in grote advertenties in de dagbladen de kiezers opgeroepen hun stem uit te brengen op een van hun kandidaten. Philip Levy Jacoby bezat deze middelen niet en hij was niet kapitaalkrachtig genoeg om dergelijke activiteiten ten behoeve van zijn campagne aan te wenden. Er werden op de negende juli in District III, dat drie gemeenteraadsleden moet leveren, slechts 631 stemmen uitgebracht. Er waren twee kandidaten die met een volstrekte meerderheid van stemmen , t.w. 312 stemmen of meer, in de gemeenteraad werden gekozen, waaronder de zittende burgemeester Eduard Guljé namens "Recht en Orde". Schoenwinkelier G. Haagh kreeg 236 stemmen en Jacoby behaalde 246 stemmen. Tussen deze beide mannen moest vervolgens een herstemming plaatshebben. Twee weken later, op 23 juli, kreeg Jacoby 258 stemmen, tien meer dan zijn concurrent Haagh. En met deze uitslag kon Philip Levy Jacoby zijn entree maken in de gemeenteraad van Breda.
De verkiezing van Jacoby was ook Abraham de Winter niet ontgaan. Al op 3 augustus kondigde hij aan met nieuwe komische voordrachten te komen waaronder "Ja! Khobie is lid van de Raad en Saartje is mevrouw!" . Volgens de overlevering zou Abraham de Winter geen sympathisant van het nieuwe raadslid zijn geweest. Op straat werd een parodie gezongen op een van de voordrachten van De Winter: "Jacoby is lid van de raad, en daarom is Brammetje kwaad" .

In de gemeenteraad
Op zaterdag 3 september 1901 legde Philip Levy Jacoby de eed af als lid van de gemeenteraad van Breda. Getrouw aan de beloften in zijn verkiezingsprogramma probeerde Jacoby de aandacht te vestigen op een aantal problemen. Allereerst was er de kwestie van de bewaarscholen. Jacoby realiseerde zich dat hij hierbij zeer behoedzaam te werk moest gaan. "Hij zegt dat het een tere kwestie is die hij gaat behandelen en geen onverdraagzaamheid doet hem zo spreken. De bewaarscholen deugen niet. De kinderen leren gebedjes en gebedjes maar kunnen nog niet tellen. De verstandelijke vermogens van het kind worden niet ontwikkeld. Godsdienstlessen krijgen ze genoeg" .
Jacoby houdt regelmatig in de gemeenteraad een pleidooi voor het verstrekken van kindervoeding op de scholen. Het is hem bekend dat er kinderen zijn die met honger naar school gaan. Er is in Breda een particuliere organisatie "Kindervoeding", welke hierin verbetering wil brengen. Volgens Jacoby zullen de kinderen "nu en later dankbaar zijn voor hetgeen de gegoeden aan hen deden" . De strijd tegen de honger is tevens de strijd tegen het schoolverzuim. "Als de ouders deze voeding niet kunnen betalen is dit niet hun schuld, maar die van de kapitalistische samenleving" . Alle voorstellen van Jacoby voor het invoeren van kindervoeding op de scholen worden verworpen . De gemeenteraad was van mening dat "de armenzorg een particuliere zaak is en de bestaande nood moet door de liefdadigheidsinstellingen worden gelenigd. De gemeente heeft geen taak in het verstrekken van kindervoeding" . Een verzoek om "voeding en kleding aan behoeftige kinderen van gemeentewege te doen verstrekken" of de bestaande vereniging "Kindervoeding" met een subsidie te ondersteunen werd met veertien tegen twee stemmen verworpen.
In 1903 brengt de gezondheidscommissie van de gemeente Breda een rapport uit over de zeer gebrekkige riolering van de woningen aan het Nonnenveld. Jacoby  is van mening dat er niet alleen gekeken moet worden naar de zaken waarop het rapport van deze commissie betrekking heeft maar dat de algehele woonsituatie van de mensen aldaar de aandacht verdient . "De huizen zijn er slecht. Per tien woningen is er maar één privaat. Deze woningen zijn zelfs niet geschikt om er varkens te herbergen. De woontoestand is daar zo rot en ellendig dat ook daarop gelet moet worden", aldus Jacoby. Er moeten spoedig regels voor onbewoonbaar verklaring van woningen worden vastgesteld.
Er waren tal van andere onderwerpen waarvoor Jacoby de aandacht vroeg. Maar drastische hervormingen heeft hij niet kunnen bewerkstelligen. Daarvoor was de arrogantie van het merendeel van de zittende gemeenteraad te groot en de achterdocht tegenover een onafhankelijke nieuwkomer te overheersend. Maar vooral ondervond Jacoby veel weerstand en tegenwerking van het overgrote  katholieke deel van de gemeenteraad.

Aftreden
In 1907 moet Jacoby periodiek aftreden, maar ondanks alle frustraties en een reeks van teleurstellingen was hij opnieuw beschikbaar voor de gemeenteraad. Omdat hij niet meer voorkomt op de kandidatenlijst van de neutrale kiesvereniging "Breda" gaat hij op eigen titel verder. De Bredasche Courant schreef hierover het volgende : "De kiesvereniging "Breda" heeft zich niet afgevraagd wat zij zich zou moeten afvragen en dat alleen of Jacoby een goed raadslid is gebleken? Op die vraag kan maar een antwoord komen. Jacoby was de afgelopen zes jaar een zeer goed raadslid, ijverig, scherpzinnig, een kloek en ijverig werker, een handig debatter, een vertegenwoordiger met een helder, gezond verstand die weet wat hij wil".  
Bij de stemming blijkt geen van de kandidaten de vereiste absolute meerderheid aan stemmen gekregen te hebben. Daarom volgde op 19 juli een herstemming. Jacoby heeft in zijn district een geduchte concurrent: de sociaal-democraat en katholiek priester Dr. J. van der Brink van de SDAP. De kandidatuur van Jacoby wordt gesteund door een aantal katholieken die hiermede denken te kunnen verhinderen dat Van der Brink, niet geliefd in katholieke kringen, in de gemeenteraad komt. De uitslag van de herstemming is voor Jacoby een teleurstelling en Van de Brink wordt gekozen. Jacoby is in zekere zin het slachtoffer van een interne twist. De katholieke stemmen die op hem werden uitgebracht hadden moeten voorkomen dat Van de Brink gekozen werd.
De Bredasche Courant becommentarieerde de uitslag als volgt : "Een schaduwzijde is er bij deze uitslag: d.i. de val van de heer Jacoby. Een der beste, een der meest werkzame raadsleden zal de vergaderzaal verlaten. Dat betreuren we in hoge mate, en we hopen innig dat de uitslag van deze heftige stembusstrijd voor de heer Jacoby geen reden moge zijn zich geheel uit het openbare leven terug te trekken. Integendeel verwachten wij van hem dat hij bij de eerstvolgende vacature in de raad zich wederom beschikbaar stellen zal. Hij kan dan vrijwel zeker zijn van zijne overwinning".
Jacoby meende om procedurele gronden een bezwaarschrift tegen de verkiezingsuitslag in te moeten dienen . Nadat Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant dit bezwaarschrift heeft beoordeeld en heeft afgewezen volgde op 10 augustus 1907 een bespreking in de Bredase gemeenteraad. Zowel bij de bespreking als de daarop volgende stemming houdt Jacoby zich afzijdig en neemt niet deel aan de stemming. Nu keert de Bredasche Courant zich tegen hem. Hij wordt beschuldigd van opportunisme en het dienen van het eigen belang. "De heer Jacoby, die er anders gewoonlijk niet in het kort schiet, den raad te laten profiteeren van zijn oordeel, scheen ’t nu in ’t belang van de gemeente te achten, noch aan de bespreking van het bezwaarschrift, noch aan de stemming erover deel te nemen. Wilde hij zich tegen ’n eventuele nieuwe verkiezing verzekeren van de stemmen der katholieken? Wij gelooven intusschen dat zijn ondubbelzinnig-dubbelzinnige houding hem nog wel berouwen zal ". Er volgde over deze kwestie een weinig verheffende polemiek tussen de krant en Jacoby, waarbij artikelen en ingezonden brieven elkaar opvolgend afwisselden. Uiteindelijk verzuchtte Jacoby: "Waarom doopt gij uw wel versneden pen in alsem? Waar is dat goed voor? Om mij af te breken?" . Gelijktijdig verscheen er een ingezonden mededeling in De Bredanaar , een vierregelig gedicht dat luidde als volgt:

AAN BREDA:
Aan de eene zij is ’t vloed, aan d’andere kant is ’t eb.
Hier: Hoseah! Daar: Kruist Hem! Ik heb
Nooit U laag gevleid, ik handelde naar recht.
Ik wil wel uw raadslid zijn, maar nimmer, nooit uw knecht.         
PH. L. JACOBY  

Toch is hiermede de neergang in de politieke carrière van Philip Levy Jacoby te zijn begonnen. In februari  1908 probeerde hij zijn rentree in de gemeenteraad te maken. Voor zijn campagne heeft hij strooibiljetten laten drukken waarop hij zijn deugden uitvoerig  beschreef. Dit biljet veroorzaakt op een openbare vergadering veel hilariteit in de gelederen van de SDAP. Philip Levy Jacoby heeft zich bij sommigen belachelijk gemaakt. De uitslag van de verkiezingen in District III is een groot fiasco voor Jacoby. En nog steeds verwijt de Bredasche Courant hem zijn gedragingen in augustus van het jaar daarvoor. "Hij heeft op eigen initiatief afbreuk gedaan  aan de niet-katholieke candidatuur. Hij heeft verdeeldheid gezaaid. Hij heeft thans als politiek persoon afgedaan en zijn laatste kans op een raadlidmaatschap , nu en in de toekomst, voorgoed vergooid" .

Nieuwe poging
Jacoby weet van geen opgeven. In juni 1909 staat hij opnieuw op de kandidaatslijst. De Bredasche Courant heeft een merkwaardige wending genomen en Jacoby kan weer op de sympathie van dit dagblad rekenen. De Bredasche Courant roept de kiezers in District  III op om Jacoby te kiezen: "Kiest Jacoby! Wij hebben zijn leuke, pittige, soms van studie getuigende op- en aanmerkingen in de raad  gemist. Hij was iemand, destijds opzij gezet wegens een, voor ons onschadelijke zwakheid, thans bevelen wij hem ten zeerste aan. Grooteren begaan grootere fouten en blijven toch geëerd" .  Maar het heeft niet geholpen. Opnieuw haalde Jacoby niet het vereiste aantal stemmen. Dit herhaalt zich enkele malen in de volgende jaren.
In 1911 lijkt de SDAP toenadering tot de vrijzinnig democraat Jacoby te zoeken. In een open brief worden aan Jacoby enige vragen gesteld o.a. over de verstrekking van gemeentewege van kleding en voeding aan het arme schoolkinderen, de uitkering aan gemeenteambtenaren bij ziekte e.d. Het lijkt erop dat de SDAP veel van de standpunten van Jacoby heeft geannexeerd. Hij laat zich niet verleiden om serieus op deze uitdaging in te gaan en schrijft: "dat de notulen der raadsvergadering 1901-1906 u genoegzaam kunnen  inlichten op welke wijze ik de belangen van het algemeen behartigd heb en dat ik gedurende dat tijdstip door niets gehouden was en ook thans niet gebonden wil zijn. Ik ben liever geen raadslid dan dat ik niet vrij en onafhankelijk zou zijn" .
Philip Levy Jacoby zou ondanks zijn vele pogingen, nimmer meer in de gemeenteraad terugkeren. Nog eenmaal werd zijn naam genoemd in de plaatselijke dagbladen toen zij melding maakten van zijn overlijden op 1 november 1915.

"Philip Levy Jacoby+
Gisterenmorgen is hier op 61-jarige leeftijd overleden het oud-gemeenteraadslid Jacoby. De heer Jacoby behoorde tot onze meest bekende stadsgenooten. In den tijd dat er van politieke parijen in onze gemeente nog geen sprake was, of althans in geheel anderen vorm als tegenwoordig, was de heer Jacoby de eerste vertegenwoordiger in onzen Raad van wat men heden noemt de democratische idee. Als raadslid heeft de heer Jacoby zich doen kennen als iemand die het ambt ernstig opvatte. Geen enkele vergadering werd door hem verzuimd. Naar wij vernemen ging aan zijn dood een smartelijk ziekbed vooraf" .
 
 "Philip Jacobij +
In den ouderdom van 61 jaar is gisteren overleden het oud-lid van den gemeenteraad, de heer Ph. Jacobij.
Een figuur uit het vorige tijdperk der Bredaschen politiek. In den tijd toen de partijen nog niet zo scherp waren afgetekend als tegenwoordig, was het mogelijk voor een welbespraakt man buiten de partijen om naar den Raad te komen. Zo kwam er de heer Jacobij. Hij raakte er echter uit toen de partijen om den ingang tot de raadzaal begonnen te strijden en het pogen om later als partijkandidaat in den Raad te komen, is herhaaldelijk mislukt. De tijd voor den heer Jacoby, en voor figuren zoals hij, is voorbij.
Wat er van zij, wij bewaren van een raadslid Jacobij een aangename herinnering. Hij had een gezond verstand en wist het meestal goed te gebruiken in het algemeen belang. Hij was een eerlijk man en derhalve had hij de achting ook van zijn tegenstanders" .  

Philip Levy Jacoby werd begraven op het joodse deel van "Boschrust", de begraafplaats die destijds door zijn inspanningen was gesticht. Hij werd daar begraven tussen zijn getrouwen uit de woelige jaren van "Oheb Salem". Wat hij eens vreesde werd helaas werkelijkheid. De aldaar begraven joden werd geen eeuwigdurende rust gegund. Deze begraafplaats lag planologisch in de weg en in 1958 werden alle herkenbare graven met de daarop aanwezige grafstenen overgebracht naar de joodse begraafplaats onder Vrachelen bij Oosterhout . Er staan twee regels Nederlandse tekst op zijn grafsteen:
PHILIP JACOBIJ, OUD-LID VAN DEN GEMEENTERAAD.


 

 

 

 

 

 

 

login / aanvragen